- sortir
- sortir1 [sortier]〈m.〉♦voorbeelden:¶ au sortir de • bij het verlaten vanau sortir du lit • bij het opstaanau sortir de l'hiver • tegen het einde van de winter————————sortir2 [sortier]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 weggaan ⇒ uitgaan, naar buiten gaan, komen (uit)2 uitkomen ⇒ verschijnen 〈boek〉3 〈+ de〉afkomstig zijn (uit)♦voorbeelden:1 ce sujet est sorti à l'examen • dit onderwerp is als examenopgave gekozenles canines sont en train de sortir • de hoektanden komen door〈informeel〉 sortir de faire qc. • iets pas gedaan hebben〈informeel〉 sortir d'en prendre • zijn portie gehad hebbenen sortir • zich eruit reddenque va-t-il en sortir? • wat zal er uit voortkomen?〈informeel〉 je n'en sors pas • ik kom er niet mee klaar, ik kom er niet uitsortir d' affaire, d' embarras • zich uit de moeilijkheden reddensortir d' un sujet • van een onderwerp afdwalensortir d' un mauvais pas • zich uit een hachelijke situatie reddend' où sort-il? • waar komt hij vandaan?il n'est point sorti de sa froideur • hij heeft zijn koele houding geen moment laten varensortir de la légalité • onwettig handelencela sort de ma compétence • dat valt buiten mijn bevoegdheidsortir de la vie • stervensortir de maladie • pas beter zijn van een ziektela rivière est sortie de son lit • de rivier is buiten haar oevers getredencela m'est sorti de la tête • dat is me ontschotenne pas vouloir sortir de là • ergens bij blijvensortir de table • van tafel opstaansortir de l'ordinaire • anders dan anders zijnnous sortons de l'automne • de herfst is voorbijsortir de son calme • zijn kalmte verliezen〈informeel〉 ça sort du coeur • dat is uit het hart gegrepensortez! • eruit!II 〈overgankelijk werkwoord〉1 uitgaan met ⇒ uitlaten 〈hond〉2 buiten zetten, brengen ⇒ halen (uit)3 〈informeel〉eruit gooien4 op de markt brengen ⇒ uitbrengen, publiceren♦voorbeelden:2 sortir son mouchoir • zijn zakdoek te voorschijn halencela nous sortira de l'ordinaire • dat is weer eens wat anders3 〈sport en spel〉 se faire sortir • zich laten uitschakelen¶ sortir son effet • effect sorterenIII se sortir 〈wederkerend werkwoord〉♦voorbeelden:¶ s'en sortir • het te boven komense sortir d' une situation • zich uit een situatie reddenv1) weggaan, uitgaan2) uitkomen, verschijnen [boek]3) afkomstig zijn (van)4) uitlaten [hond]5) buiten zetten6) halen (uit)7) eruit gooien8) op de markt brengen, publiceren
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.